Gedachten bij Witte Donderdag, donderdag 1 april 2021

Naast de mogelijkheid om mee te vieren met de online viering die uitgezonden wordt vanuit de kathedraal van Utrecht op Witte Donderdag om 19.30 uur (zie hiervoor de landelijke site: https://oudkatholiek.nl/vieren/online-vieren/) wil ik als rector van onze statie ook een gedachte en gebed meegeven als bemoediging en verbinding met elkaar nu wij op fysieke afstand van elkaar zijn. De bezinnende tekst is geschreven door Leonie van Straaten, assisterend pastoor in de parochie Eindhoven.

U kunt mij ook altijd bellen wanneer u behoefte hebt aan een gesprek.
Ik ben daarvoor bereikbaar.
(telefoon: 06 250 168 39 of via email: wim.vandenberg@okkn.nl)

Ik wens u een mooie Witte Donderdag en met hartelijke groet,

rector Wim van den Berg

 

Evangelie

Johannes 13, 1-15 + aan het slot Johannes 14, 15-31

Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan. Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden. Jezus, die wist dat de Vader hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die hij omgeslagen had.

Toen hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’ Jezus antwoordde: ‘Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’ O nee,’ zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’ Maar toen Jezus zei: ‘Als ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen,’ antwoordde hij: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’ Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein – maar niet allemaal.’ Hij wist namelijk wie hem zou verraden, daarom zei hij dat ze niet allemaal rein waren. Toen hij hun voeten gewassen had, deed hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats. ‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb?’ vroeg hij. ‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij, en terecht, want dat ben ik ook. Als ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.

Waarachtig, ik verzeker jullie: een slaaf is niet meer dan zijn meester, en een afgezant niet meer dan wie hem zendt. Je zult gelukkig zijn als je dit niet alleen begrijpt, maar er ook naar handelt. Ik doel niet op jullie allemaal: ik weet wie ik heb uitgekozen. Wat in de Schrift staat zal in vervulling gaan: “Hij die at van mijn brood heeft zich tegen mij gekeerd.” Ik zeg het jullie nu al, voor het gaat gebeuren; wanneer het dan gebeurt, zullen jullie geloven dat ik het ben. Ik verzeker jullie: wie iemand ontvangt die door mij gezonden is ontvangt mij, en wie mij ontvangt ontvangt hem die mij gezonden heeft.’ Nadat hij dit gezegd had werd Jezus diepbedroefd, en hij verklaarde: ‘Waarachtig, ik verzeker jullie: een van jullie zal mij verraden.’

De leerlingen keken elkaar aan en vroegen zich af wie hij bedoelde. Een van hen, de leerling van wie Jezus veel hield, lag naast hem aan tafel aan, en Simon Petrus beduidde hem dat hij moest vragen wie Jezus bedoelde. Hij boog zich dicht naar Jezus toe en vroeg: ‘Wie, Heer?’ ‘Degene aan wie ik het stuk brood geef dat ik nu in de schaal doop,’ zei Jezus. Hij doopte een stuk brood in de schaal en gaf het aan Judas, de zoon van Simon Iskariot. Op dat moment nam de duivel bezit van Judas. Jezus zei: ‘Doe maar meteen wat je van plan bent.’ Niemand aan tafel begreep waarom hij dit zei; omdat Judas de kas beheerde, dachten sommigen dat Jezus bedoelde dat hij inkopen voor het feest moest doen, of dat hij iets aan de armen moest geven. Judas nam het brood aan en ging meteen weg. Het was nacht. Toen hij weg was zei Jezus: ‘Nu is de grootheid van de Mensenzoon zichtbaar geworden, en door hem de grootheid van God.

Overweging
Het is kort voor Pasen. Normaal gesproken zou het een drukte van belang zijn in onze parochiekerken. We zouden ons verzamelen, vreugdevol de gisteren gewijde oliën ontvangen in onze parochiegemeenschap. De heilige maaltijd vieren. Niets van dit alles. We zitten alleen of met tweeën voor het beeldscherm. Proberen innerlijk verbinding te krijgen met wat er in de kathedraal gebeurt. Soms lukt dat, soms een kort moment, soms helemaal niet.

En toch: ook op deze Witte Donderdag mogen we de liefde vieren – ook al voelen we het niet. De liefde van een mens die op zijn knieën ging en zijn hoofd boog, om zijn vrienden een dienst te bewijzen. Om de liefde van de Vader te laten doorstromen in dit enkelvoudige gebaar van de voetwassing. Wat een tederheid, wat een grootheid opent zich hierin! Hij doet wat gedaan moet worden, om de leerlingen voor te bereiden op hun weg: niet meer en niet minder. Hij geeft hen alles wat ze nodig hebben: zichzelf. In dit gebaar én in de gebaren van breken en delen. Hij geeft zichzelf, en daarin deelt Hij de liefde van de Vader met hen.

En met ons op deze dag. De Heer heeft het voorbeeld gegeven: wie leeft in de liefde, zal leven. Dit voorbeeld is geen glad gebaande weg, Jezus’ gebaren worden nog altijd niet begrepen. Tijdens de maaltijd transformeerde Hij de vertrouwde rituelen door zichzelf toe te voegen: het is indringend en onbegrijpelijk. Want we kunnen dit geheim van geloof niet uitleggen, maar we kunnen het wel vieren en God danken. Danken voor dit aan ons gegeven leven, voor het perspectief waarin wij samen met alle gelovigen en heiligen staan: totdat Hij komt…

Maar na de vreugde van de maaltijd en het vieren van de liefde, staan we onmiddellijk in de realiteit: waar liefde en vriendschap gevierd worden, ligt ook de haat en de jaloezie op de loer. Het eigenbelang, het eigenmachtige handelen. De goede geest in conflict met de kwade geest. Zoals in de woestijn, aan het begin van zijn weg, hijzelf beproefd werd, zo worden nu de leerlingen beproefd: ‘Wie, Heer?’ Als dat duidelijk wordt, is het nacht en zijn we omgeven door het donker. Juist dan, als alles duister is, openbaart zich de grootheid van God.

Laten we stil worden, ons openen voor het geheim van deze dag en niet bang zijn voor de weg die voor ons ligt. Want ook wij worden beproefd, ook in ons en onze wereld strijden goede en kwade geesten. Maar in dit alles zijn we als Gods volk onderweg naar vrijheid. Naar een leven waarin we voor elkaar door de knieën gaan en Gods liefde vrijelijk laten stromen in onze daden. Meestal gaan we als in een processiedans: drie passen vooruit en één achteruit. Maar onderweg dragen we wel altijd de belofte mee van Gods toekomst. Ik buig mijn hoofd voor zoveel goedheid en trouw – en verwonder mij.

Gebed van het feest
God, wij herdenken
en vieren het heilig avondmaal van uw eniggeboren Zoon,
hoe hij de zijnen heeft liefgehad
en hen tot het einde toe heeft liefgehad,
geef ons, zo bidden wij,
dat wij het geheim van zijn liefde heden zo mogen vieren,
dat wij met hem,
die sterft voor onze zonden
en verrijst om onze rechtvaardiging,
in de eeuwigheid verenigd mogen worden,
onze Heer Jezus Christus, uw Zoon,
die met U in de eenheid van de heilige Geest leeft
en regeert in de eeuwen der eeuwen.
Amen.

Collecten

Eigen gemeenschap
Wij nodigen u ook uit om uw gaven voor de collecte ten bate van onze eigen parochie over te maken op rekeningnummer NL60 ABNA 0452370620 t.n.v. Oud-Katholiek Zeeland onder vermelding van ‘collecte eigen kerk’.

Vastenactie
Tevens kunt u uw gaven geven in deze veertigdagentijd voor de vastenactie. Dit jaar is de opbrengst voor de Stichting Present. In de nieuwsbrief van deze maand kunt u hier meer over lezen. U kunt u gaven overmaken eveneens op rekeningnummer NL60 ABNA 0452370620 t.n.v. Oud-Katholiek Zeeland onder vermelding van ‘Vastenactie 2021’.

Dank voor al uw gaven.